Dit artikel is overgenomen uit het Handboek Tussenschoolse opvang van het instituutvan Schoolkinderopvang te Utrecht
(geschiedenis en huidige wetgeving)
Geschiedenis en
huidige wetgeving
Overblijven is geen nieuw
of modern verschijnsel. Een paar voorbeelden ter illustratie. In kleine
Het wetsartikel luidt
als volgt:
Het bevoegd gezag
stelt leerlingen in de gelegenheid onder toezicht de middagpauze in het
b. het bevoegd
gezag van zijn oordeel mededeling heeft gedaan aan de ouders. Van de
Op scholen voor speciaal
onderwijs is dit wetsartikel niet van toepassing. De Wet op de
Voor de volledige wettekst
van de Wet op het Primair Onderwijs verwijzen wij u naar de site van
Uit de Wet op het Primair
Onderwijs zou je af kunnen leiden dat het initiatief voor het organiseren
Bij de tussenschoolse
opvang streeft men naar dezelfde kwaliteit als in de kinderopvang. Het
Het bevoegd gezag stelt leerlingen in de gelegenheid onder toezicht de
middagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de school door te brengen.
De kosten die hieruit voortvloeien komen voor rekening van de ouders, voogden
of verzorgers. Het bevoegd gezag kan de overblijfmogelijkheid zelf organiseren.
Indien leerlingen van de mogelijkheid bedoeld in de eerste volzin gebruik maken,
draagt het bevoegd gezag zorg voor de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is, telkenmale voor de duur van
een schooljaar, ontheven van de verplichting tot verzekering indien:
a. deze verplichting zich niet verdraagt met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt; en
b. het bevoegd gezag van zijn oordeel mededeling heeft gedaan aan de ouders.
Van de ontheffing van de verplichting bedoeld in de vorige volzin doet het bevoegd gezag tijdig mededeling aan de inspecteur.
Begin jaren '80 van de vorige eeuw werd deze wettelijke regeling vastgelegd om duidelijkheid te geven over de rol en verantwoordelijkheid van het bestuur in geval van overblijven. Voorop staat dat het bestuur gelegenheid moet bieden aan leerlingen om op school onder toezicht over te blijven. Een en ander werd ingegeven 'door de maatschappelijke ontwikkeling dat in een toenemend aantal gevallen beide ouders aan het arbeidsproces deelnemen en dat in een toenemend aantal gevallen sprake is van zogenaamde een-ouder-gezinnen.' Verder vond men een dergelijke regeling ook van belang voor gevallen waarin leerlingen tussen de middag door de afstand niet naar huis kunnen. Inmiddels is de behoefte aan een overblijfvoorziening op school alleen maar groter geworden. Het belang van een goede overblijfregeling spreekt dan ook voor zich. Over dit onderwerp moet altijd de medezeggenschapsraad geraadpleegd worden, waarbij de oudergeleding instemmingsrecht heeft (artikel 9c Wet Medezeggenschap Onderwijs) en de personeelsgeleding adviesrecht (artikel 10 WMO).
Aspecten
In de eerste plaats zal het bevoegd gezag bij de voorstellen voor een (wijziging van een) overblijfregeling moeten bepalen of hij deze zelf wil organiseren of een en ander overlaat aan anderen (vrijwilligers of professionals). Daarbij speelt ook een rol hoe intensief van de overblijfregeling gebruik zal worden gemaakt. Als grote aantallen kinderen overblijven op school vraagt dat een andere organisatie dan bij een klein groepje overblijvers. Ook moet bedacht worden hoe lang de middagpauze zou moeten duren. Groten aantallen overblijvende kinderen zijn misschien meer gebaat bij een korte pauze, die de kans op vervelen vermindert. Overigens is dat misschien ook een uitkomst bij slecht weer. Veel scholen kiezen tegenwoordig voor een continurooster, waarbij alle kinderen op school overblijven. Is de groep overblijvers klein en wonen de meeste kinderen in de buurt, dan kan een wat langere pauze tegemoet komen aan de wens thuis te eten en even te ontspannen voor het middagprogramma. Opvang door vrijwillige ouders zal doorgaans en prima overblijfmogelijkheid bieden.
Wat de keuze ook is, dit moet wel worden beschreven in het schoolplan en in de schoolgids, waarbij de MR in het algemeen instemmingsrecht (artikel 6b en d WMO) heeft. Wat voor uw MR geldt, is afhankelijk van het vastgestelde MR-reglement. Ook speelt hier artikel 7, lid h WMO een rol: aan de MR moet advies worden gevraagd over het beleid met betrekking tot de organisatie van de school waaronder je ook de schooltijden zou kunnen vatten.
Wat betreft de kosten geeft de wettelijke regeling duidelijk aan dat die moeten worden gedragen door de ouders, voogden of verzorgers. Het is niet de bedoeling volgens de toelichting op de wet dat de kosten van verwarming en verlichting worden doorberekend. Het gaat uitsluitend om kosten van extra toezicht en eventueel extra schoonmaakwerkzaamheden. Meestal worden uit de overblijfvergoeding een onkostenvergoeding aan de vrijwilligers betaald en ook spel- en sportmaterialen die tijdens het overblijven worden gebruikt. Is sprake van een continurooster en is er geen keuze voor de ouders, omdat er geen andere school in de buurt is, dan zal voor het overblijven geen verplichte vergoeding gevraagd kunnen worden.
Een ander aspect betreft de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van toezichthouders en bestuur tijdens het overblijven. In de wettelijke regeling wordt hierover niet bijzonder veel duidelijkheid verschaft. Hiervoor moeten we de toelichting bij de wet lezen. Daaruit blijkt dat ook ingeval de ouders het overblijven organiseren het bestuur toch op zekere hoogte verantwoordelijk blijft al was het alleen maar op grond van het Burgerlijk Wetboek. Het schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken op school. Dat betekent dat het bestuur aanwijzingen kan geven om het overblijven in goede banen te leiden. Veelal wordt gewerkt met een overblijfreglement dat is voorgelegd aan de MR (zie eerder genoemde bevoegdheden). Hieruit valt dus te concluderen dat het bestuur in het algemeen uiteindelijk verantwoordelijk en aansprakelijk is voor het overblijven. Organiseert het bestuur het overblijven zelf, dan spreekt dit vanzelf.
Het uitoefenen van toezicht tijdens het overblijven brengt risico's met zich mee. Voor vrijwilligers geldt dat evenzeer. Om die reden is in de wet vastgelegd dat voor de toezichthouders een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering moet worden afgesloten door het bestuur. Het is wel raadzaam om na te kijken of dit inderdaad goed geregeld is. In situaties waarbij vast komt te staan dat er onvoldoende toezicht was, kunnen de vrijwilligers en het bestuur aansprakelijk worden gesteld. Een verzekering is dan geen overbodige luxe. Toch kunnen bijzondere scholen ontheven worden van de verplichting tot verzekering, zoals in artikel 45 WPO te lezen is. Het moet dan wel gaan om strijdigheid met de godsdienstige of religieuze grondslag van de school en is aan voorwaarden gebonden.
Tot slot
Als de leraren worden ingeschakeld moet dit op vrijwillige basis gebeuren volgens de toelichting op de wet. Men gaat ervan uit dat dit niet te zien is als een verplicht onderdeel van de taak van het onderwijzend personeel. Het ligt voor de hand dat dit bij een continurooster problemen kan geven. Het meest voor de hand liggende scenario in zo'n geval is immers dat leraren dan het toezicht op zich nemen. In het geval hiervoor geen vrijwilligers onder de leraren te vinden zijn, zullen anderen moeten worden ingeschakeld voor het toezicht tijdens het overblijven. Houden leraren wel toezicht dan moet in ieder geval bij de vaststelling van de arbeids- en rusttijdenregeling van het personeel op school rekening worden gehouden met de arbeidstijdenwet die aangeeft dat bij een werktijd van meer dan 5,5 uur een half uur pauze moet worden genomen of twee keer een kwartier. Verder is van belang dat dit toezicht wordt opgenomen in de normjaartaak van de leraren. Voorstellen van het bestuur over deze onderwerpen moeten overigens altijd aan het personeelsdeel van de MR worden voorgelegd (zie artikel8 leden f en h WMO). In het modelreglement voor het katholiek onderwijs (VBKO) zijn de bijzondere bevoegdheden opgenomen in de artikelen 30 t/m 34. In het modelreglement van het protestants christelijk onderwijs (NPCS) kunt u de bevoegdheden terugvinden in artikel 25 t/m 29.
Bron: MR advies. 4e jaargang, nr. 18. November 2000. Uitgave Onderwijsbonden CNV.
Juni 2001