Overblijven op de basisschool

Schoolbesturen worden verantwoordelijk

 

Van de ruim anderhalf miljoen kinderen op de Nederlandse basisscholen blijft bijna een half miljoen over, van wie de helft drie keer per week of vaker. Meer dan 70 duizend mensen werken als overblijfkracht. Zijn nu nog ouders verantwoordelijk, vanaf schooljaar 2006/2007 komt de eindverantwoordelijkheid voor de tussenschoolse opvang bij de school te liggen. De veranderingen op een rij.

 

Duidelijkheid

Op dit moment bestaat er veel onduidelijkheid over het overblijven. Naar de huidige letter van de wet is het regelen van overblijven een zaak van de ouders. De school moet zorgen voor een warme en verlichte ruimte. De medewerking van scholen verschilt nogal. Er zijn scholen waar het overblijven wordt verzorgd door de leerkracht, vanwege de pedagogische rust op school. Weer andere scholen beperken zich tot hun faciliterende taak. Ouders regelen dan het overblijven zelf.

Met de nieuwe wet in de hand wordt vanaf volgend schooljaar het schoolbestuur verantwoordelijk. Het schoolbestuur hoeft daarmee nog niet de uitvoerder te zijn. De opvang kan ook worden uitbesteed, bijvoorbeeld aan een instelling voor kinderopvang of aan de oudercommissie. De school kan ook met vrijwilligers (blijven) werken. Waar school en ouders tevreden zijn met de manier waarop het overblijven op hun school is geregeld, hoeft er niet veel te veranderen. De nieuwe wet biedt de gelegenheid om met een frisse blik de tussenschoolse opvang op de eigen school onder de loep te nemen. Het kan een extra impuls zijn om te kijken naar de kwaliteit van het overblijven.

 

Verantwoordelijkheid

In de huidige Wet op het primair onderwijs (WPO) staat in artikel 45 dat het bevoegd gezag leerlingen in de gelegenheid moet stellen onder toezicht de middagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de school door te brengen. Kort gezegd komt het erop neer dat school voor een ruimte voor het overblijven moet zorgen. Er bestaat echter vaak onduidelijkheid over bij wie de formele verantwoordelijkheid voor het overblijven ligt. De organisatie van het overblijven door ouders brengt ongewenste situaties met zich mee: ouders die op de stoel van werkgever zitten en andere ouders moeten aanspreken, terwijl ze tevens naar de directeur moeten luisteren. Na 1 augustus 2006 wordt artikel 45 aangepast en worden schoolbesturen verantwoordelijk om het overblijven op hun school te (laten) organiseren. De verwachting is dat, waar nodig, het overblijven dan beter geregeld wordt. Ouders blijven verantwoordelijk voor de kosten van het overblijven: zij (blijven) betalen voor het overblijven.

 

Versterking positie ouders

Tegelijkertijd wordt de positie van ouders bij het overblijven versterkt. Op dit moment heeft de medezeggenschapsraad meestal nauwelijks invloed op het overblijven. Natuurlijk mag de MR best iets over de tussenschoolse opvang zeggen, maar omdat het overblijven doorgaans geen verantwoordelijkheid van de school is, heeft de medezeggenschapsraad geen formele bevoegdheden. Met ingang van het volgend schooljaar is het schoolbestuur verantwoordelijk en is er dus ook ‘medezeggschap’ mogelijk. De oudergeleding van de medezeggenschapsraad krijgt daarom een instemmingsrecht over de manier waarop het overblijven wordt geregeld. Hiervoor wordt artikel 9 van de Wet medezeggenschap onderwijs (WMO, 1992) aangepast. De invloed van ouders op de gang van zaken tijdens het overblijven is daarmee gegarandeerd.

 

WA-verzekering

Op dit moment is niet altijd duidelijk of overblijfkrachten onder de dekking van de WA-verzekering van de school vallen. Dat hoort wel zo te zijn. Schoolbesturen zijn namelijk wettelijk verplicht een WA-verzekering af te sluiten voor iedereen die op school werkt, vrijwillig hand– en spandiensten verricht of andere activiteiten ontplooit. Schoolbesturen zijn aansprakelijk, ook als nu een WA-verzekering ontbreekt. Vanaf het moment dat de schoolbesturen formeel verantwoordelijk zijn, zal niemand daaraan meer twijfelen. Het is verstandig om na te gaan of de huidige WA-verzekering ook op de tussenschoolse opvang betrekking heeft. Wanneer die in een stichting (van en met ouders) is ondergebracht of wordt uitbesteed aan een professionele instelling, dan is het zaak de relatie tussen verschillende verzekeringen goed te onderzoeken.

 

Extra geld

De overheid stelt extra geld beschikbaar: vanaf 1 augustus 2006 krijgen schoolbesturen voor het ondersteunen van het overblijfbeleid jaarlijks een budget. Dit geld is bedoeld voor de dekking van de kosten die samenhangen met de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Overleg, maken van een voorstel voor de medezeggenschapsraad, informeren van de ouders en andere activiteiten kunnen hiermee worden betaald. Daarnaast is er door het ministerie ook extra geld beschikbaar gesteld voor een meer adequate huisvesting van de overblijfvoorziening.

Tot 1 augustus 2008 blijft de landelijke subsidieregeling voor de deskundigheidsbevordering van de overblijfkrachten van kracht. Daarna gaat het beschikbare bedrag, ruim 3 miljoen euro, in de zogeheten lumpsum. Vanaf dat moment beschikken de schoolbesturen er zelf over en is het zaak dat de medezeggenschapsraad toeziet op de permanente scholing van overblijfkrachten. Scholen voor speciaal basisonderwijs, waar het overblijven meestal onderdeel is van het dagprogramma, krijgen extra geld om één extra onderwijsassistent, gedurende vier dagen per week, één uur per dag in te zetten. Vanaf 2007 gaat het om twee extra  onderwijsassistenten.

 

Schoolgids

Niet onbelangrijk is dat scholen straks in de schoolgids moeten vermelden hoe het overblijven is geregeld. De transparantie wordt daarmee groter. Kortom, overblijven wordt meer een zaak tussen ouders en schoolbestuur.

 

 

 

 

 

Good practice 1

De Montessorischool ’t Ronde in Leusden is dik tevreden met de manier waarop zij het overblijven hebben geregeld. Van de 230 leerlingen blijft zo’n zeventig procent regelmatig tussen twaalf en één uur over. De school heeft een aparte stichting in het leven geroepen die de tussenschoolse opvang regelt. In het bestuur van deze stichting zitten twee ouders met kinderen op de basisschool en een bestuurslid van de school. Er zijn dus banden, maar het overblijven wordt geheel buiten de school om geregeld. Aan de stichting is een betaalde coördinator verbonden die verantwoordelijkheid is voor de dagelijkse gang van zaken. Er zijn dertien overblijfkrachten in dienst van de stichting voor tussenschoolse opvang; zij hebben een vast contract. Voordeel van de stichtingsvorm is ook dat er een rechtspersoon is die aansprakelijk is. Directeur Dick van den Engel: ‘Groot pluspunt van een arbeidsverhouding is dat je mensen in dienst hebt die je kunt aanspreken en aansturen. Doordat mensen een arbeidscontract hebben, kun je deskundigheid verwachten en kwaliteitseisen stellen. Zo zijn alle overblijfmedewerkers geschoold in het omgaan met groepen kinderen. Het is minder vrijblijvend dan wanneer het allemaal informeel geregeld is. De andere kant is dat je overblijfmedewerkers ook een mate van zekerheid biedt die ze anders niet hebben. Ik wil niemand over een kam scheren, maar je hoeft op deze manier niet op je knieën om dank je wel te zeggen tegen een goedwillende overblijfmoeder die soms eigenlijk niet eens deskundig is.’

 

 

Good practice 2

Op de Rooms Katholieke basisschool De Meulenrakkers in Ossendrecht zwaaien ouders de scepter bij het overblijven. Maar liefst een pool van dertig overblijfmoeders regelen de tussenschoolse opvang voor gemiddeld 160 kinderen per dag, waarvoor zij een vrijwilligersvergoeding ontvangen. Drie overblijfmoeders vormen de overblijfcommissie. Zij zijn verantwoordelijk voor de financiën, de communicatie met ouders, kinderen en school en algemene taken als boodschappen doen. Het overblijven staat volledig los van de school, behalve dat de kinderen in de aula eten en op de speelplaatsen van de school buitenspelen. Inmiddels is de tussenschoolse opvang aangesloten bij de oudercommissie, maar maakt er formeel geen deel van uit, legt overblijfcoördinator Linda Posthuma uit. ‘Sinds drie, vier jaar zijn we het overblijven strakker gaan organiseren. We hebben huisregels en een reglement opgesteld. De laatste twee jaar hebben we gebruikgemaakt van de subsidieregeling om overblijfmoeders te scholen. Gaandeweg werd het overblijven steeds groter en verantwoordelijker. We kregen een beetje het gevoel dat er iets niet klopte. We konden in feite doen wat we zelf wilden, zonder dat er ook maar iemand kon controleren wat we deden. Nu is het zo dat een aantal overblijfmoeders ook in de ouderraad zitten waardoor de ouderraad op afstand met ons meedenkt en ons controleert. Op de jaarlijkse algemene vergadering van de ouderraad zijn wij als overblijfcommissie ook aanwezig om te vertellen hoe het overblijven verloopt.’

 

N.B.

Binnenkort verschijnt een brochure over de wettelijke veranderingen in de tussenschoolse opvang. Het gaat om een gezamenlijke uitgave van de besturenorganisaties en organisaties van ouders in het onderwijs. De brochure is bedoeld voor directeuren, schoolbesturen, medezeggenschapsraden en ouderraden.

 

Irene Hemels